Teuten-Lubbers aan het werk

Teuten-castreerders of lubbers vormen een eigenaardige groep binnen de Teuten-geschiedenis. Hoewel zij in aantal beperkt waren, speelden zij een strategische rol bij het ontwikkelen en het bestendigen van handelsgebieden, vooral van textielteuten in het sterk agrarisch ontwikkelde Nederland. Hoewel de meeste Teuten-snijders geassocieerd waren in een grote compagnie van textiel- of koperteuten, kwam het regelmatig voor dat zij onafhankelijk, individueel of in zeer kleine compagnieën, opereerden.

Hun klanten verbleven haast uitsluitend op het platteland en waren actief in de landbouw en de vee- en groenteteelt.

In elke compagnie was minstens één lid opgeleid als bekwame castreerder. Zijn diensten werden gewaardeerd bij menig landbouwer die tot het midden van de 19e eeuw beroep moest doen op ambulante lubbers, al dan niet geschoold. Door de inrichting van veeartsenijscholen, vanaf de tweede helft van de 19e eeuw, kwam dit ambacht in de verdrukking, hoewel er nog tot de 20e eeuw lubbers actief bleven in Teutencompagnieën.


Albert Heuvels (1776-1857)

De geheimen van een lubber

Theodoor Heuvels (1811-1900), een teut uit Borkel en Schaft (NL).
In een drietal memorieboekjes noteerde Theodoor Heuvels de werkwijze voor het snijden van dieren, vooral paarden en varkens. Hierin leren we de echte knepen van het snijdersvak kennen. De aantekeningen van Theodoor Heuvels, vermoedelijk in 1876 in zijn memorieboekje samengebracht, getuigen van een vakkennis die wellicht eeuwenoud is en bij alle snijders gekend was.

De Teutenfamilie Heuvels was actief in Lisse (ten noorden van Leiden) en handelde hoofdzakelijk in textiel. Volgens de familieoverlevering had deze compagnie goede contacten in de vlasstreek van Vlaanderen, waar ook het vak van snijder zou zijn geleerd.

Een pittig uittreksel uit het memorieboekje van de Teut Heuvels uit Borkel en Schaft geeft een goed idee van de werkwijze van een ervaren veearts ‘avant-la-lettre’.
‘Om jonge varkens te snijden: men maakt de snee in de linker zijde regt onder of met de knok van het heupbeen gelijk. Dan gaat men met de vinger in langs de rug. Men moet boven of agter de ingewanden blijven, zoo veel doenlijk, en voelen of vatten, altijd laag langs den rug, eens twee of tien maal op dezelfde plaats, dan krijgt men de baajen of de dragt. Bij den binnebeer maakt de snee zoo als bij de zogjes en haald zoo de ballen uit’.

Theodoor Heuvels noteerde ook andere ervaringen in zijn memorieboekje op. Zijn bevinding “Gedroogde paardeballen bij zich draagen is goed om flooien te verdrijven’, zal wellicht weinig ingang gevonden hebben bij het gewone publiek.


Theodoor Heuvels (1811-1900)

Albert Heuvels (1852-1923)




Geldbeugel, leesbrilletje en Castreermesje

Aantekeningen van het castreren van dieren